Op Europees en nationaal niveau bestaat er groeiende aandacht voor de zogenoemde ‘kwetsbare verdachte’. Dit zijn verdachten met beperkte of onvolkomen capaciteiten, welke kenmerken hen kwetsbaar maken in het strafproces. Het kan daarbij onder andere gaan om verdachten met een psychische stoornis of verstandelijke handicap, maar ook om verdachten met een fysieke beperking. Deze verdachten kunnen moeite hebben met het begrijpen van en deelnemen aan hun strafproces. In het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering is in artikel 6.1.50 t/m 6.1.52 een (vernieuwde) regeling opgenomen, op grond waarvan maatregelen kunnen worden getroffen waarmee de gebreken van een kwetsbare verdachte mogelijk gecompenseerd kunnen worden. De memorie van toelichting geeft aan dat met deze vernieuwde regeling getracht wordt beter aan te sluiten bij de Europese kaders over kwetsbare verdachten. In deze bijdrage staat daarom centraal in hoeverre deze gemoderniseerde regeling het Europese beschermingsniveau voor kwetsbare verdachten bereikt, welke knelpunten daarbij nog bestaan en welke aanbevelingen kunnen worden aangedragen.